Gedreven door een onopgelost vraagstuk uit mijn eigen verleden tast ik nu al maanden de grenzen van de waarheid af. Mijn zoektocht is bijna een obsessie geworden. Dwangmatig categoriseer ik objecten, kranten, plattegronden en e-mails. Voor mijn eindexamenwerk heb ik nu 460 ‘dingen’ gefotografeerd. Allemaal maken ze op de één of andere manier deel uit van mijn onopgeloste vraagstuk. Tussen de objecten zit geen ander verband dan dat ze als ‘getuigen’ een rol in mijn leven hebben gespeeld. Ik heb het gevoel, dat ik door het categoriseren en ordenen van deze foto’s dichterbij mijn eigen verleden kom.
Een van mijn favoriete ordeningen die een verzameling begrippen laat zien zonder enig verband, is de Chinese encyclopedie van Borges. Jorge Luis Borges beschrijft in El idioma analítico de John Wilkins een Chinese encyclopedie waarin geschreven staat dat dieren kunnen worden verdeeld in:
a) die de Keizer toebehoren,
b) gebalsemde,
c) tamme,
d) speenvarkens,
e) sirenen,
f) fabeldieren,
g) loslopende honden,
h) die in deze indeling voorkomen,
i) die in het rond slaan als gekken,
j) ontelbare,
k) die met een fijn, kameelharen penseeltje getekend zijn,
l) et cetera,
m) die juist een kruik gebroken hebben,
n) die uit de verte op vliegen lijken.
Foucault geeft in de inleiding bij zijn boek Les Mots et les choses aan dat hij deze passage las, in lachen uitbarstte en bedacht dat deze tekst de sporen draagt van onze manier van denken. De manier waarop we de wereld om ons heen in kaart proberen te brengen en hoe elke classificatie van de wereld willekeurig is. Een leuk detail vind ik zelf, is dat Borges schrijft de vermelding van deze encyclopedie te hebben aangetroffen bij de Duitse sinoloog Franz Kuhn. Die heeft inderdaad bestaan, net zoals John Wilkins heeft bestaan, maar na onderzoek blijkt dat in het omvangrijke oeuvre van Kuhn geen verwijzing naar zo’n encyclopedie te vinden is.
Borges was geen filosoof, althans niet in de klassieke zin. Hij was een literator, die zijn belangrijkste bundel de titel Ficties meegaf. Hij goochelde met begrippen als ’waarheid’, ’betekenis’ en zelfs ’authenticiteit’. Hij verzon werelden en verwierp die weer, citeerde auteurs die niet bestonden en schreef ’fabels van de waarheid’.
In de literatuur kan de verwijzing naar de werkelijkheid heel sterk zijn, zoals in een reisverhaal of een dagboek. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een journalist, is een schrijver van fictie niet gebonden aan feiten: hij mag de werkelijkheid aanpassen aan zijn doel, als hem dat beter uitkomt. Hij voert zijn lezer mee naar een denkbeeldige wereld.
Maar wat betekent dat, dat fictie niet gebonden is aan feiten? Ik heb dat altijd verwarrend gevonden. Een fictieve film die speelt in New York, speelt toch in New York? Hetzelfde New York waar ik naar toe kan met KLM en waar ik kan rondlopen in Central Park?
Het komt er op neer, dat in fictie ook veel elementen zitten die wel waarheidsgetrouw zijn, anders zouden we er niet in geloven. Als er in een fictieboek sprake zou zijn van wezens die niet bestaande vormen en kleuren zouden hebben en een onbegrijpelijke taal (nee zelfs niet eens een taal, want dat kan dan ook niet) zouden spreken, dan vermoed ik dat zo’n boek geen bestseller gaat worden.
We zijn geneigd te denken dat Lord of the Rings en Harry Potter heel ver van ons af staan, maar er zitten meer elementen in die overeenkomen met onze werkelijkheid dan elementen die volstrekt anders zijn. (Harry potter moet ook naar school, hij heeft leraren die ouder zijn etc.) De herkenbaarheid of de relatie met de ’echte’ wereld waarin wij leven, is waarom mensen deze boeken lezen. Niet omdat het helemaal fictief is in een mate dat niemand er zich meer mee kan identificeren.
Fictie vaart dus wel bij waarheid. Net als leugens. We geloven mensen pas, als we een deel van wat ze zeggen kunnen geloven. Voor het gemak geloven we dan de rest ook. In de kunst, noemen we die gemakzucht ‘fantasie’. In een relatie noemen we het ‘vertrouwen’ of ook wel ‘onnozelheid’.
pagina 1 van 16